Achtergrond en geschiedenis ‘Het werk in vakantiekolonies is moeilijk maar dankbaar… Een gewetensvol maar onervaren opvoeder heeft hier de mogelijkheid om zijn krachten zo pijnloos mogelijk te beproeven; tijdens het praktijkwerk leert hij spoedig de pedagogische problemen kennen…, en daar hij niet verantwoordelijk is voor de verdere toekomst kan hij een objectief oordeel geven over eigen gebreken en tekortkomingen.' Janusz Korczak In de zomer van 1993 heeft de Janusz Korczak Stichting in Rusland voor het eerst een kinderkamp georganiseerd. Een aantal studenten samen met hun pedagoog Irina Demakova wilde de ideeën van Janusz Korczak in praktijk brengen. Een paar van deze studenten heeft een jaar daarvoor in een zomerkamp met gehandicapte kinderen gewerkt. Dat was op zich een heel interessante ervaring, maar ze vonden dat gehandicapte kinderen niet geïsoleerd van andere kinderen moeten zijn. Zo ontstond er een idee om een vakantiekamp te organiseren voor gehandicapte en niet-gehandicapte kinderen. Maar, zoals gezegd, we wilden in dit kamp ook de pedagogiek van Korczak tot z'n recht laten komen. Na een boeiende discussie wat eigenlijk Korczakiaans is, hebben we tenslotte gekozen voor een paar belangrijke kernwoorden: gelijkwaardigheid van kinderen en volwassenen, respect voor elkaar, recht van kinderen te zijn zoals ze zijn, en een warme sfeer. Het eerste kamp werd in 1993 georganiseerd in Taganrog aan de Zee van Azov (hoofdleiders: Irina Demakova en Julia Tchikhatcheva). In dit kamp leefden veel kinderen met een handicap samen met gezonde kinderen: dove en slechthorende kinderen, blinde en slechtziende kinderen, doofstomme kinderen en spastische kinderen. In Taganrog werd geprobeerd om de Korczakiaanse ideeën over het werken met kinderen te integreren met de opvoedkundige omgeving van een op integratie gericht kinderkamp. Hier werd ook de naam ‘Nash Dom' bedacht en de Korczakvlag gemaakt, een gouden klavertjevier in een groen veld. In Taganrog werden voor het eerst Korczak's verjaardag gevierd, zijn sterfdag (de Dag van Herinnering) herdacht en andere typisch Korczakiaanse elementen, zoals het mededelingenbord en de muurkrant ingevoerd. Tegelijkertijd ontstonden er specifieke werkvormen om de integratie van kinderen en volwassenen te bevorderen. De omgeving werd ‘verhuiselijkt' door de kinderen in groepen van 10 à 12 personen in te delen, die niet ‘brigades' (zoals in vele Russische kinderkampen), maar ‘families' werden genoemd. En als je een familie hebt, dan moeten er ook ouders zijn: in elke familie was er een ‘mama' en een ‘papa', bij wiens achternaam alle kinderen werden genoemd. In die families hielpen de oudere kinderen de jongere, de gezonde kinderen de minder valide, de volwassenen de kinderen en de kinderen de pedagogen. Er werd een flexibele dagindeling ingesteld en een grote mate van vrijheid: een kind mocht overgaan naar een andere familie, overstappen naar een andere slaapkamer en aan bepaalde onderdelen niet meedoen. De kinderen deden mee aan workshops die door de volwassenen georganiseerd werden en er werd een basis gelegd voor een reeks jaarlijks terugkerende feesten en tradities. Zo is het al tien jaar traditie dat we na het avondeten allemaal bijeenkomen tijdens ‘de sbor': een ‘samenkomst' in een kring van alle kinderen en begeleiders. De begeleiders eindigen de dag met de ‘planjorka', een late bijeenkomst van alle begeleiders als een soort zitting van een pedagogische club.In de zomer van 1994 was het kamp aan de Zwarte Zee in Jevpatoria (hoofdleiders: Irina Demakova en Julia Tchikhatcheva). Behalve blinde en slechtzienden waren hier geen kinderen met een andere handicap aanwezig. Dit kamp was ook het begin van een nieuwe ontwikkeling: de integratie van begeleiders uit verschillende landen. Voor het eerst werkten in het kamp begeleiders uit Rusland, Oekraïne, Duitsland en Nederland samen. Dat leverde ook heel wat nieuwe problemen op: uiteenlopende opvattingen over de taak van de begeleider, taalproblemen, problemen met het eten, etc. Tegelijkertijd werd ook duidelijk dat het internationale karakter van het kamp ook enorm veel nieuwe mogelijkheden oplevert. Zo werden voor het eerst de Nederlandse dag, de Duitse dag en de Oekraïense dag georganiseerd. Deze dagen zijn inmiddels traditie geworden. Daarnaast kregen de kinderen en begeleiders een sterke motivatie om Engels te leren en kon men van elkaar leren. We konden vanuit ander gezichtspunt naar onze activiteiten kijken. In hetzelfde kamp werden een aantal zaken ingevoerd die wij van groot praktisch belang achten voor de ontwikkeling van het pedagogische karakter van het kamp. Zo begonnen we met het zelfbestuur van de kinderen: er werd een kinderparlement gekozen, die later de grondwet van het kamp zou goedkeuren. De verschillende onderdelen van de grondwet waren eerder onderwerp van hevige discussies in de families. Voor het eerst werden er ook brievenbussen opgehangen, waarin de kinderen via briefjes anoniem hun zorgen en ideeën aan de ouderen kenbaar konden maken. In 1994 werd ook voor het eerst de verjaardag van het kamp gevierd, het meest geliefde feest van ‘Nash Dom'. Een andere traditie die hier is ontstaan is het uitnodigen van gasten voor een werkbezoek van enkele dagen, waarin zij lezingen houden, advies geven aan de begeleiders, etc. Dergelijke bezoeken bleken een verrijking voor het kamp. In de zomer van 1995 hebben drie Nederlanders aan het kamp in Sudak (op de Krim) deelgenomen: Theo Cappon, voorzitter van de Janusz Korczak Stichting in Nederland, Reina van der Heuvel, studente Russische taal en Duncan Di-Cicco (student PABO - Haarlem). Sinds dat jaar zijn de Nederlandse en Russische Janusz Korczak Stichtingen partners in het Nash Dom project. Er was in dit kamp veel aandacht voor het werk in de familiegroepen, de verdere ontwikkeling van de verschillende workshops en de samenwerking tussen begeleiders van verschillende nationaliteiten. Voor wat de integratie betreft werd er veel energie gestopt in de actieve deelname van blinde kinderen: zij deden mee aan de lange tochten door de bergen en aan alle andere activiteiten, en namen zitting in het Parlement, dat in Soedak ook voor het eerst de functie van kinderrechtbank kreeg (één van de belangrijke zelfbestuurorganen in het kindertehuis van Korczak). Een ander ‘nieuwtje' was de invoering van de Dag van het Zelfbestuur, die zeer goed verliep. Ook was er voor het eerst de corveedienst voor de families, die om beurten zorg moesten dragen voor het schoonmaken van de eetzaal, de gebouwen en het terrein. De oudere meisjes (ook de blinde) hebben voor de allerkleinsten gezorgd, hun kleren gewassen en verhaaltjes verteld voor het slapen gaan. In Solotsja, de Rjazan regio, in 1996 (hoofdleiders: Irina Demakova en Julia Tchikhatcheva) was er veel aandacht voor het individuele contact tussen begeleider en kind. Hier kregen we ook voor het eerst te maken met het probleem van de nieuwelingen. Er kwamen steeds meer nieuwelingen en het werd voor hen ook steeds moeilijker om te integreren in de hechte groep van deelnemers van het eerste uur. De problemen in het werk met blinde kinderen brachten de begeleiders ertoe zich te verdiepen in de specifieke achtergrond van blinde kinderen, hetgeen van zeer grote waarde bleek bij het oplossen van integratieproblemen. Daarnaast kreeg het organiseren van grote feesten voor het hele kamp een belangrijke impuls, geïnspireerd door de ervaring met grote feestdagen in andere landen. Carnaval, gekostumeerde partijen en kermisfeesten gaan er bij alle kinderen in als koek. De deelname van Nederlandse kinderen was een belangrijke stap in de internationale integratie van het kamp. Het tweede kamp in Solotsja in 1997 (hoofdleiders: Irina Demakova en Julia Tchikhatcheva) bracht veel nieuws. Er is een grote groep van Duitse kinderen samen met hun begeleiders naar dit kamp is gekomen. Voor het eerst werden de oudere tieners voorbereid op het werk van begeleider. Er werden nieuwe functies ingevoerd: ‘stagiair' (werken in de familie aan de hand van ervaren begeleiders) en ‘assistent-begeleider' (met verantwoording voor één taak). Het werk van de begeleiders kreeg meer aanzien en veel kinderen droomden ervan om ook begeleider te worden. Deze droom zou voor een groot aantal kinderen in latere kampen werkelijkheid worden. 1998 was een bijzonder jaar voor ons project. Ten eerste heeft het project Nash Dom in Rusland een officiële status gekregen als NGO (Non Governmental Organisation). Ten tweede werd het tienerkamp in Nederland gehouden. In 1999 in Temrjoek aan de kust van Zee van Azov (hoofdleiders: Julia Tchikhatcheva en Marina Zjidkova) werden veel begeleiders door andere vervangen. Kinderen die in het kamp zijn opgegroeid en vele malen als kind zijn meegegaan, werden nu begeleiders. Dat had zijn voor- en nadelen. Aan de ene kant kenden zij de tradities van het kamp zeer goed, hadden ze een goede voorstelling van hoe het is om begeleider te zijn en wilden zij graag heel veel liefde geven aan de kinderen, net zoals zij vroeger als kind van andere begeleiders hadden ontvangen. Aan de andere kant was het voor hen heel erg moeilijk om te werken met vooral de oudere tieners, met wie zij in al die jaren een heel hechte band hadden opgebouwd. Dit kamp moest aantonen of Nash Dom wel kon overleven zonder de groep begeleiders van het eerste uur (en ook zonder Irina Demakova). Het kamp heeft het niet alleen overleefd, maar is zelfs naar een hoger niveau getild. In volgende jaren zijn sommige van de ‘nieuwe' begeleiders de hoofdleiders van het kamp geworden. Het kamp in Loega, de Leningrad regio, in 2000 (hoofdleiders: Tanja Meitina en Reina van den Heuvel) toonde, net als de voorgaande kampen, aan dat het integratieprobleem tussen Nederlandse en Russische kinderen elk jaar opnieuw moet worden aangepakt. Dit vraagstuk vereist zeer veel aandacht en tact van de begeleiders. Het was het studiekamp voor begeleiders: voor hen en voor de jongeren werden er tijdens het kamp een paar trainingen georganiseerd door pedagogen en psychologen van buitenaf, onder andere over het accepteren van gehandicapten en hun integratie in maatschappij. Aan de Baltische zee in Svetlogorsk 2001 (hoofdleiders: Reina van den Heuvel en Tanja Meitina) hebben we nauw met andere NGO's gewerkt: met de katholieke Karitas uit Kaliningrad en met de Nederlandse Stichting SMS. Van beiden organisaties kwamen er begeleiders om in het kamp te werken. Er werd ook een poging ondernomen om van de oudste familie een ‘stagiair-familie' te maken: zij konden zo proberen verschillende taken op zich te nemen in de families van de kleinere kinderen. Het idee was echter niet helemaal goed doordacht en bovendien bleken niet alle oudere kinderen bereid te zijn een actieve rol op zich te nemen.
Het 10e kamp werd in de zomer van 2002 gehouden in Mstjora, een klein dorp, 300 km ten oosten van Moskou in het district Vladimir. Een streek met talloze rivieren en prachtige bossen. Ook in dit kamp weer een nieuw fenomeen. Er is een school voor stagiairs van start gegaan. Hier gaven ervaren begeleiders (Theo Cappon en Julia Tchikhatcheva) theoretische en methodische lessen, die de stagiairs in praktijk konden brengen in hun families. In dit kamp hebben we heel bewust en intensief de Dag van het Zelfbestuur voorbereid en dat gaf uiteindelijk goed resultaat; vele jongeren bleven actief betrokken bij de families. Tot slot beleefden we in dit kamp een unieke gebeurtenis. Na afloop van de drie weken kwamen uit allerlei windstreken in Rusland en daarbuiten, oud-begeleiders die ooit in de voorbije 10 jaar aan de kampen hadden deelgenomen. Een reünie van drie dagen met meer dan 60 begeleiders. In het kamp in 2003 in Gorodets, in de regio van Nizjniy Novgorod waren er 9 nieuwe begeleiders en 31 nieuwe kinderen. Wederom was er een nieuwe ontwikkeling op het gebied van het opleiden van toekomstige begeleiders. In dit kamp werd een nieuwe ondersteunende groep gevormd door jongeren die een actievere rol in het kamp wilden spelen maar nog niet toe waren aan een plaats in de stagaiare-groep. Deze groep was een groot succes en wij gaan hier zeker mee door. Uiteraard waren er in het kamp als altijd tientallen leuke feesten gehouden: presentaties, carnaval, toneel, poëzieavond etc. Het was een kamp vol goede emotie. Eindelijk gebeurt het weer in 2004. Na vele jaren verlangen strijken we met ons kamp weer neer aan de Zwarte Zee. Dit keer aan de rand van het kuuroord Jejsk, niet ver van Rostov aan de Don. Eindelijk gebeurt het weer in 2004. Na vele jaren verlangen strijken we met ons kamp weer neer aan de Zee van Azov. Dit keer aan de rand van het kuuroord Jejsk, niet ver van Rostov aan de Don. We willen nog toevoegen dat het kamp al meer dan tien jaar bestaat dankzij de inspanning van vele mensen, maar in het bijzonder diegenen die de kampen organiseren en geld zoeken. In verschillende jaren hebben de volgende mensen zich daarmee bezig gehouden: Marina Zjidkova, Tanja Meitina, Irina Demakova, Theo Cappon, Mia van Gulik, Julia Tchikhatcheva, Andrej Pravdivy, Vera Koetsenko, Sveta Kotova, Mariana Lemzakova. Maar ook zonder onze sponsors zouden we de velen honderden kinderen in de afgelopen jaren niet een onvergetelijke tijd hebben kunnen geven.
|
||